Karin houdt als DES-dochter rekening met complicaties als een buitenbaarmoederlijke zwangerschap en vroeggeboorte. Maar haar eerste zwangerschap verloopt zonder noemenswaardige problemen en de bevalling mag thuis plaatsvinden.
Twee dagen na de uitgerekende datum wordt ze toch in het ziekenhuis opgenomen vanwege verhoogde bloeddruk en eiwit in de urine. De baby is volgroeid en dus wordt besloten de bevalling op gang te helpen door strippen (vliezen losmaken van de baarmoederwand) en het inbrengen van een hormoonveter. Dit leidt inderdaad tot enige wee-activiteit. Een CTG-band wordt aangebracht die de hartfunctie van de kleine in de gaten houdt.
Om ongeveer 8 uur ’s avonds voelt Karin het kindje schuren over haar bekkenbotten. Er ‘knapt’ iets en vocht loopt langs haar benen. De vliezen blijken gebroken. Het vruchtwater is mooi helder; een hele geruststelling. De weeën worden heftiger en frequenter. Maar het duurt niet lang of het vruchtwater is niet meer helder maar gemengd met bloed. De verpleegkundige is er niet gerust op. De baby is beweeglijk; regelmatig moet de CTG-band verplaatst worden en de hartslag van de baby is nauwelijks te volgen. De verpleegkundige besluit er een arts bij te halen en Karin wordt verplaatst naar een verloskamer.
Bij het overstappen van bed naar verlostafel verliest Karin een behoorlijke hoeveelheid bebloed vruchtwater. Een verloskundige probeert twee inwendige electrodes te plaatsen voor het registreren van hart- en weeënactiviteit. Er is slechts een vingertopje ontsluiting en het lukte maar om 1 electrode te plaatsen. De mislukte en pijnlijke plaatsingspogingen leveren nog meer bebloed vruchtwater op. Op weg naar het toilet blijkt opnieuw dat Karin behoorlijk veel bloed en/of bebloed vruchtwater verliest.
Om elf uur komt een arts-assistent polshoogte nemen. Hij is niet tevreden met het verloop van de bevalling vanwege de combinatie van bloedverlies en gebrek aan ontsluiting. De conditie van de baby lijkt tot dusver in orde. Maar een klein uur later komt de arts-assistent terug. Een uitdraai van de CTG is voorgelegd aan een specialist die thuis oproepdienst heeft. Deze vertrouwt het niet en wil de baby ‘onmiddellijk zien’. De CTG vertoont een heel gelijkmatig beeld met een op het oog normale hartfrequentie, maar dit kan juist wijzen op een slechte conditie. Normaalgesproken daalt de hartfrequentie van een baby tijdens de weeën en schiet deze tussen weeën door weer de hoogte in. Dit in combinatie met het bloedverlies en de geringe ontsluiting doet hem besluiten tot een spoedkeizersnee. Terwijl de specialist naar het ziekenhuis reist, wordt de OK klaargemaakt. Twintig minuten later, even na middernacht, wordt Eline geboren.
Ze is bleek en zit onder het bloed maar huilt direct. Ze wordt meteen meegenomen naar de kinderarts die haar uitvoerig onderzoekt (apgarscores 8 en 9). Daarna wordt ze ingepakt in folie en naar de neonatologie IC gebracht.
De placenta blijkt te bestaan uit twee delen (placenta bilobata). Een vat dat tussen beide delen over de vliezen loopt is gescheurd, vermoedelijk bij het breken van de vliezen. Daarna is Eline langzaam maar zeker bloed verloren. Ze had bij haar geboorte een Hb-waarde van 5 en is volgens de kinderarts ongeveer de helft van haar bloed verloren tijdens de bevalling. Als Karin en Arnold twee uur na de bevalling bij Eline komen, krijgt ze net een bloedtransfusie toegediend.
De eerste kennismaking met Eline
Door het bloedverlies hebben haar vitale organen (oa hersenen, longen, maag, nieren) veel te verduren gekregen. De eerste dag is Eline wakker en in redelijke conditie. Maar in de nacht na haar geboorte krijgt ze stuipjes, die kunnen wijzen op een hersenbeschadiging. Ze krijgt medicatie om de stuipjes te onderdrukken, waardoor ze slapend wordt gehouden. In eerste instantie is haar conditie slecht. Ze moet worden beademd en regelmatig moet slijm en bloed uit haar longen worden gezogen. Haar maag kan de voeding die ze per maagsonde krijgt toegediend nauwelijks verwerken en haar nieren werken slecht, waardoor ze veel vocht vasthoudt. Maar na een paar dagen krabbelt ze er langzaam weer bovenop. Zes dagen na haar geboorte doet ze voor het eerst weer haar ogen open. Drie dagen later mag ze van de IC af. Daarna ligt ze nog ruim twee weken op de medium care voordat ze naar huis mag.
De stuipjes blijken het gevolg van een herseninfarct. Eline blijft nog ruim een jaar onder controle van neurologen en krijgt uit voorzorg nog bijna een jaar medicatie tegen epileptie. Maar vanaf het moment dat ze thuiskomt gaat het boven verwachting goed met haar. Tijdens haar opgroeien wordt duidelijk dat ze, wonder boven wonder, geen blijvende schade aan haar slechte start heeft overgehouden. Ze ontwikkelt zich normaal en is bijna nooit ziek.
Karin komt, als ze in verwachting is van een tweede kindje, in contact met de VPF. Veel van de verhalen op de VPF-site zijn herkenbaar: de tweelobbige placenta, de grotere kans op laagliggende placenta’s bij vrouwen met afwijkingen aan de baarmoeder (wat bij DES-dochters het geval kan zijn) en de grotere kans op achterblijven van placentaresten en nabloedingen. Ze realiseert zich na de kennismaking met de VPF des te meer hoeveel geluk zij hebben gehad dat het zo goed is afgelopen.
Moeder van Eline