Op 2 mei 2000 is in ziekenhuis Bronovo gestart met het inleiden van de bevalling van Marleen met behulp van gel om de gewenste ontsluiting te krijgen die nodig is om door te kunnen leiden.
Op 3 mei had zij ‘s morgens vroeg voldoende ontsluiting om de weeën met behulp van infuus op gang te laten komen. De arts-assistent die de inleiding verzorgde heeft toen de vliezen van Marleen kunstmatig gebroken. Er werd toen helder vruchtwater waargenomen. Daarna werd een interne registratie ingebracht om de hartslag van ons kindje te meten en een interne drukkatheter om de weeënactiviteit te meten. Vrij snel daarna kwam er bloederig vruchtwater vrij. Wij waren uiteraard erg bezorgd hierover en zeiden tegen de arts-assistent dat dit niet goed was. We kregen de indruk dat hij zich niet erg ongerust maakte en Marleen wilde er een gyneacoloog bij hebben. Dit werd echter afgewimpeld als zijnde niet nodig. Op de hele verlosafdeling was verder ook geen gynaecoloog aanwezig.
Gedurende 1,5 uur heeft Marleen nog op de verlosafdeling gelegen en de CTG-scan met de hartslag van ons kindje was over de gehele linie slecht met type II deceleraties. Na 1,5 uur gaf de ctg-scan aan dat het erg slecht ging met ons kindje (diepere type II deceleraties) en werd besloten tot het doen van een spoedkeizersnede.
Ons dochterje Lisanne is toen levensloos ter wereld gekomen ten gevolge van verbloeding. Achteraf is gebleken dat de arts-assistent zelfs geen melding heeft gedaan aan een gyneacoloog omtrent het bloed in het vruchtwater.
De gynaecoloog bleek op een andere afdeling poli te draaien en hield daar de ctg-scan van Lisanne in de gaten. Doordat hij in het ongewisse is gebleven t.a.v. het bloedverlies heeft hij niet de juiste beslissingen kunnen nemen.
Ons dochtertje is samen met de placenta ter obductie overgebracht naar het LUMC in Leiden alwaar vasa previa is vastgesteld en velamenteuze insertie van de aders in de vliezen.
De gevoelens van onmacht en woede vermengd met het verdriet van dit verlies is ook bij ons erg groot. Wij zijn eveneens van mening dat het niet zo had hoeven gaan. Wij hebben nog steeds gesprekken met het ziekenhuis en ook wij voelen de behoefte om het gebeuren een doel te geven. De medische wereld moet hiervan leren en wij vinden het een geweldig initiatief om gynaecologen en verloskundigen te informeren over vasa previa.
Michel en Marleen