Zaterdag 12 april 2003- We hadden een feestje, de oom en tante van Ar (mijn man) werden samen 100 jaar. De hele familie was er en een hoop mensen die ik tot op dat moment nog nooit gezien had. Om ongeveer 21.00 uur gingen we naar huis, ik was moe en had last van mijn rug. Ar heeft thuis nog mijn rug gemasseerd en ik ben daarna om ongeveer 22.15 uur naar bed gegaan. Ik weet niet eens hoe laat Ar naast me kwam liggen, ik was al half in slaap, ik heb geloof ik nog wel iets gemoppeld maar weet niet meer wat.
Om ongeveer 01.15 uur word ik wakker, draai nog even en sta dan op, ik moet plassen, zo voelde het. Toen ik ging staan merkte ik dat ik het niet kon ophouden en het gevoel had leeg te lopen, ik dacht dat mijn vliezen waren gebroken. Terwijl ik al naar beneden liep riep ik tegen Ar dat hij me moest volgen omdat er iets niet goed ging. Op het moment dat het licht in de badkamer aan ging schrok ik me naar… Ik zat onder het bloed en voelde me leeglopen op de w.c. Ik begreep er niks van en werd heel erg bang, bang om de kleine te verliezen. Ar was aan het bellen met de verloskundige en hield mijn buik vast. Ik voelde nog 1 kleine beweging en het was alsof de stekker eruit getrokken werd… ik voelde niks meer in mijn buik. Ik wilde eigenlijk heel hard huilen maar zag toen ook weer al dat bloed, waar kwam het vandaan, ik dacht alleen maar dat ik moest blijven zitten op de W.C. en niet omvallen.
De verloskundige was er binnen 10 minuten, ik moest direct gaan liggen. Ar haalde snel een matras en daar lag ik dan op de overloop. Geen harttonen te horen, ik hoorde Ar huilen achter me, ik weet niet wat er met me gebeurde maar ik voelde me verlamd. Voor ik het wist hingen er twee ambulance-broeders boven me en hingen er hier en daar wat draden aan me. Ik weet dat ik zelf de trap nog ben afgelopen omdat de brancard niet door de trap kon.
Ik geloof dat het 2 uur was toen we in het ziekenhuis aankwamen, de gynaecoloog ging eigenlijk gelijk een echo maken. Maar ik wist de uitkomst al, ‘cor’ ( zo heette onze ongeboren baby) leefde niet meer, zijn hart deed niks, zijn lichaam bewoog niet meer, het voelde gelijk als een steen in mijn buik.
Ze kon niks raars vinden dus ook niet waar al dat bloed vandaan kwam, ik werd ongerust over mijn eigen gezondheid maar toch voelde ik me niet zwak of ziek. Omdat ze niet wisten wat er was konden ze nog weinig doen. Er werd bloed afgenomen (15 buisjes!) voor allerlei onderzoeken en in de eerste plaats om te kijken of het stolde, als dat zo was dan zou de bloeding die ik had ook stoppen. De eerste gedachten was het loslaten van de placenta, op de echo niet te zien maar dat was niet onmogelijk.
Ik kreeg een infuus met een zoutoplossing. Er werd een extra bed naar binnen gereden zodat Ar naast me kon gaan liggen, slapen zouden we toch niet doen met al die vragen.
In de tussentijd had Ar onze ouders gebeld, die ook gelijk kwamen. Behalve Peter (mijn schoonvader) want die zat alleen op een camping in Noord-Holland, te kijken of die ook zonder Nel (de in januari overleden 2e vrouw van mijn schoonvader) kan camperen. Ik vond het zo erg om mijn ouders zo te zien, hebben we niet genoeg meegemaakt, moet ook hun kind een kind verliezen. Hoe kon ik al mijn eigen pijn voelen. Iik besef nu, een week later, nog niet eens wat er allemaal gebeurd is.
Wat een vreselijke nacht. De gynaecoloog had ons een aantal voorstellen gedaan, mogelijkheden om over na te denken. Het kindje moest nog wel uit mijn buik komen, ik moest nog wel bevallen. Ik moest nog wel bevallen van een niet levend kindje. Hoe doe je dat? Hoe gaat een bevalling?
De volgende morgen hebben ze me weer nagekeken, alles bleef stabiel en goed. Of we naar huis wilden en dan… Nee ik ben nu in het ziekenhuis, laten we maar zo snel mogelijk wat gaan doen, ik voelde me vreselijk. Mijn buik was hard en stil, het deed pijn, letterlijk pijn.
Om 9 uur kwam Peter binnen, verslagen. De rest van de ouders was er ook weer. Iedereen was stil, geen woorden, alleen maar pijn en de vraag: waarom?
Ik ben naar een andere kamer gebracht, dichter bij de verpleegpost. Ik kreeg om ongeveer 11.00 uur een gel ingebracht om de baarmoeder zachter te maken, hij zat nog helemaal dicht. Dit begon binnen een half uur al te werken, krampen. Om ongeveer 12.30 uur kreeg ik een infuus erbij, een chemisch goedje om de bevalling in te gaan leiden of is het lijden. Het spul brandde al snel mijn aders in. Er werd ook aangeboden om een ruggenprik te geven om zo min mogelijk pijn te hebben, maar dat durfde ik niet, de gedachte al een naald in mijn rug. Er was al genoeg misgegaan, dan maar pijn. Ik kreeg injecties tegen de pijn, cocktails, ik raakte helemaal van de wereld. Ik hoorde nog wel de mensen om mijn heen maar voelde alleen maar het snijden van de pijn in mijn buik en in mijn rug. Hoe lang gaat dit nog duren en hoe heftig gaat de pijn nog worden. Ik wilde nog een injectie, weer een cocktail, nu met een slaapmiddel en iets wat de gladde spieren slap maakt. Ik geloof dat er een bespreking was met de verpleging over wat we wilden na de bevalling. Ik hoor Ar nog zeggen dat ik erbij ben ik kon alleen mijn ogen niet open houden. Ik heb flarden van dat gesprek gevolgd. Ik wist niet hoe laat het was of wie er naast mijn bed zat te kijken hoe ik lag te zweten en rollen van de pijn. Voor Ar was deze dag een hel, hij trok het niet om heel de tijd bij me te zitten, machteloos.
Vanaf hier ben ik een stukje kwijt. Ik weet dat ik weer wat voelde vloeien en was in paniek. Daarna was ik weer weg. Ar vertelde dat mijn vliezen toen waren gebroken en dat ik 2 cm ontsluiting had. Dat de boel is opgeruimd weet ik niet meer. Ik heb toen nog een injectie gekregen maar weet wel dat die niet meer werkte, de pijn werd snel veel heftiger.
Voor Ar werd er weer een bed naar binnen gereden en hij kreeg een tabletje om te kunnen slapen, een beetje dan. Onze ouders gingen weer naar huis of ze waren al weg voordat ik mijn ontsluiting had. Mijn verloskundige bleef nog napraten over hoe verder met de gynaecoloog.
Ar lag net rustig zei hij toen ik begon te schreeuwen. Dit was 22.15 uur. Persweeën. Voordat ik door had wat er gebeurde had ik er al 3 of 4 voor mijn kiezen gekregen. Ik draaide op mijn rug en kreeg een helder moment van ademen, controle over mijn ademhaling. Dat ging, ik vroeg of ze me wilde helpen, wat moet ik doen, help me.
Kom maar hoorde ik mijn verloskundige zeggen, kom maar. Ik werd helemaal helder en deed wat ze zei, dat ging ook. Het hoofdje werd geboren… kijk die navelstreng..zei de gynaecoloog. Het was even stil, geen wee meer, even wachten dan. Er kwam geen wee, wat moet ik doen?
Op eigen kracht het lijfje eruit geperst. En weer was het stil, alleen nu langer. De pijn in mijn rug en buik was gelijk weg, ik was leeg. Een jongentje, een zoon. Merijn is geboren maar niemand zal hem horen. Ja, ik wilde hem zien en vasthouden. Zo bleek, zo klein, zo slap, maar zo af, zo mooi, zo oneerlijk. Ik kon niet huilen, ik kon het niet geloven, dit is ons kindje waar we naar uit keken. Ik moest nog maar 1 weekje werken en dan kon ik lekker gaan tutten en o wat had ik er zin in, eindelijk had ik er echt zin in. Nu lag hij in mijn armen, warm van mijn lichaam, het is net of hij sliep, zo vredig.
Ar heeft hem van me overgenomen, er werden foto’s gemaakt. Ja foto’s, heel erg fijn. Onze ouders kwamen weer terug naar het ziekenhuis, hun kleinkind was geboren: Merijn Paul de Rooij. O wat vreselijk dat mijn kind niet leeft, hij draagt de naam van mijn broer omdat ik graag wilde dat hij een beetje voort zou leven. Maar hij leeft niet, net als mijn broer.
Mijn moeder huilde, ze had gehoopt dat we ‘hem’ zouden vernoemen naar mijn broer maar ik vond het zo zuur. We hebben nog getwijfeld of hem wel deze naam zouden geven, heel even maar. Dit is de naam die we al zo lang in ons hoofd hadden en ik ben blij dat hij die naam nu heeft. Merijn is mijn zoon, mijn eerste kind en dat zal hij altijd blijven.
Net bevallen, kan alleen maar kijken naar mijn kind, 5 dagen om hem in me op te nemen en te beseffen dat dit mijn zoon is. Vijf dagen dan is de uitvaart. Goede vrijdag.
Elke dag is Merijn thuis geweest, elke dag een paar uurtjes. Voor ons alleen en voor onze vrienden op een avond. Ze zijn bijna allemaal gekomen om onze zoon te zien, dit heeft me erg goed gedaan.
Een zee van bloemen en kaartjes in huis zoveel medeleven. Nog een paar dagen en dan is hij weg. Nog meer foto’s. Afdrukjes van zijn handje en voetje, op papier en in gips. Of ik ook een plukje haar wilde hebben, hij had zoveel haar. Mijn neusje en Ar zijn mond. Een lang lijf en mooie lange vingers.
Goede Vrijdag
De zon schijnt. Om half 10 is Merijn hier. Ar en ik zijn alleen. We nemen allebei afscheid, samen en alleen. Ik houd hem in mij armen en kan nog steeds niet geloven dat het mijn mannetje is en dat hij alweer moet gaan. Om 11.30 uur komt Ina (de uitvaartverzorgster) terug, Merijn moet in zijn eigen mandje, een wilgen takken mandje. In het mandje ligt de paarse stof van de wieg. Samen met Ina wikkel ik Merijn in het hoeslakentje van de wieg. Zijn neusje loopt, we vegen het weg. Zo’n klein mannetje in een klein mandje. Ik klem een duifje van papier op de stof, nog meer foto’s. Hij ziet er zo lief uit, ik wil hem houden maar dat kan niet.
Om 13.00 uur is de crematie, alleen voor familie. Iedereen mag hem nog even zien.
De uitvaart was kort maar mooi. We zijn zover we konden met Merijn meegegaan. Meer konden we niet voor hem doen. Zijn as wordt op 2 juni uitgestrooid bij mijn broer op Ockenburgh.